Hoe duiven werden ingezet tijdens de oorlog
In de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) maakten alle strijdende partijen gebruik van postduiven, zowel de Duitsers als hun tegenstanders: vooral de Belgen, de Fransen en later ook de Engelsen en de Amerikanen. De duiven werden aan het front losgelaten om belangrijke berichten door te geven en verder werden ze meegenomen op patrouilles en zelfs op onderzeeboten en in vliegtuigen.
Postduiven waren nog helden in die beroerde tijden. Ze werden zelfs gedecoreerd en kregen standbeelden. Kom daar tegenwoordig nog eens om!
In deze aflevering gaan we terug naar het front. Hoe ging het inzetten van die postduiven nou precies in zijn werk? We beschrijven enkele bijzonderheden en laten die ook zien: een aflevering dus met veel oude foto’s. En we hadden het over verplaatsbare hokken: hokken die meebewegen met het front. Maar dat kan toch niet met postduiven? Hoe ging dat?
Mandjes
De mandjes waarin men de vogels naar de voorste linies vervoerde, werden meestal op de rug van de duivenverzorgers bevestigd, wat weinig comfortabel was voor mens èn dier. Om de krachten van de duiven te sparen heeft men korven gemaakt (voor het eerst in het Zwitserse leger) waarin de dieren afzonderlijk kunnen meeveren. Bij de Duitse cavalerie zijn de mandjes vaak vervangen door praktische zakken, zodat iemand op borst en rug een viertal duiven kon vervoeren. Soms werd een soort bakfiets gebruikt, zodat één man een groter aantal duiven snel kon overbrengen.
Net als de manschappen stonden ook de duiven bloot aan het gevaar van verstikking tijdens gasaanvallen. Dus werden gaskastjes meegenomen. Als de mannen hun gasmaskers nodig hadden, stopten ze de duiven daarin voor de nodige bescherming.
Spionage
In enkele gevallen heeft men mandjes met duiven uit een luchtballon neergelaten. De mandjes hingen aan parachutes en sprongen na verloop van tijd automatisch open. Die duiven bezorgden bijvoorbeeld berichten over vijandelijke troepenbewegingen.
Ook werden duiven nog op een andere manier ingezet voor spionagedoeleinden. Al voor de oorlog hadden de Duitsers kleine fototoestellen ontwikkeld die bij de duiven voor de borst werden bevestigd. Zoals de foto laat zien waren het nog wel flinke apparaten! Terwijl de duif vloog, was het via een vernuftig mechaniek mogelijk om op bepaalde hoogte een aantal opnames te maken van het landschap. Dat leverde bijvoorbeeld afbeeldingen op van vijandelijke loopgraven.
Mobiele hokken
Alle betrokken legers maakten gebruik van verplaatsbare hokken. Ze zijn waarschijnlijk voor het eerst toegepast door een Franse officier. Door de mobiele hokken waren de duiven veel beter in te zetten als het front opschoof. Aanvankelijk gebruikte men voor dit doel een gewone, door paarden getrokken militaire wagen, als duivenhok ingericht. Later zag je aanhangers en vrachtauto’s met een professionele hokinrichting.
Doorgewinterde duivenmelkers zullen nu de wenkbrauwen fronsen: de duiven vinden zo’n verplaatst hok toch niet terug? Postduiven gaan terug naar de plek waar hun hok gestaan heeft en als ze het hok dan nergens in het vizier krijgen, geven ze het op. Een aantal jaren geleden zijn door de Universiteit van Utrecht nog diverse proeven gedaan met een mobiel hok. De conclusie was toen ook dat als het hok een aantal kilometers verplaatst werd, de elders geloste duiven terug vlogen naar de plaats waar het hok had gestaan en na vergeefs zoeken daar dan maar bleven zitten.
Hoe zit dat?
De heer Mingelen was honderd jaar geleden redacteur van “De Postduif”. Hij schreef direct na de Eerste Wereldoorlog een artikel in het tijdschrift “Het Leven” getiteld De Postduif in vrede en oorlog (19 febr. 1918, dat artikel is tevens de belangrijkste bron voor deze aflevering). Deze duivenmelker meldt ook dat de oorlogsduiven terugkeren op een mobiel hok: ook als ’t soms over grooten afstand wordt verplaatst; alleen hebben zij dan enkele dagen noodig om zich in den omtrek te oriënteeren. Verdere toelichting ontbreekt.
Een heel andere bron bevestigt deze gang van zaken en verschaft meer toelichting. Martin Schletterer, een Oostenrijkse duivenhouder, heeft onlangs een boek geschreven over de inzet van postduiven bij de Oostenrijkse politie en het leger. Hij heeft alles heel goed uitgezocht en geeft ons de volgende uitleg.
De verplaatsing van het hok stelt hoge eisen aan de duiven. Ze moeten heel goed de gelegenheid krijgen om aan de nieuwe standplaats te wennen. De eerste dagen moeten ze in volières en dergelijke goed kunnen rondkijken. Vervolgens laat men ze een paar dagen ’s avonds in de schemering los, en vanaf de vijfde dag kan dan een systematische training beginnen.
Veel opleren dus, telkens als het hok verplaatst is! Pas als de duiven op de nieuwe locatie uitgewend zijn en opgeleerd, worden ze weer ingezet. Veel training is sowieso een voorwaarde voor succesvolle inzet van postduiven in de oorlog. Ook aan de luidruchtige en gevaarlijke omstandigheden kunnen duiven op die manier wennen.