Kunnen duiven heen en weer vliegen?
Een historisch artikel door Heim Meijerink
In de Telegraaf van 26 augustus 1896 (dus meer dan honderd jaar geleden) stond een artikel onder de kop “Oefeningen der militaire postduiven”. De verslaggever is getuige geweest van enkele demonstraties met postduiven. Hij was te gast met een aantal hoge militairen op een kazerne in Amsterdam. Kapitein Holland liet iedereen een kijkje nemen in een militair duivenhok op een zolder van de kazerne. Ogenschijnlijk niets aan de hand. De kapitein, die wel steeds nerveuzer werd, haalde een stuk of tien duiven uit het hok en deed deze een boodschap in een kokertje aan de poot. Hij liet iedereen de briefjes lezen: het was een bericht voor de vesting Naarden. De duiven werden losgelaten en ze waren binnen een minuut verdwenen. Iedereen moest wachten. In de lucht geen spoor van die duiven. En na een uurtje kwamen ze terug, de een na de ander. Direct na binnenkomst haalde kapitein Holland de kokertjes van de poten en de briefjes die daarin zaten gingen weer rond. Het was het antwoord van de vesting Naarden! Die duiven vlogen heen en weer tussen Amsterdam en Naarden!!
Experimenten
Na het beleg van Parijs (1870) waarbij duiven met luchtballonnen uit de belegerde stad werden vervoerd die vervolgens met berichten terugvlogen naar Parijs, was iedereen erg onder de indruk geraakt van de mogelijkheid om bij belegeringen en oorlogen postduiven in te zetten. Vrijwel alle landen richtten militaire duivendiensten in; in alle belangrijke steden, legerplaatsen en vestingen werden militaire duiven gehouden. Bij een bezetting, zoals in Parijs, zou men duiven kunnen inzetten voor de communicatie. De truc met de luchtballonnen zou echter niet meer kunnen. Het moderne afweergeschut zou ze zo uit de lucht schieten. In tijden van oorlog moest men dus zorgen dat de duiven uit het bedreigde gebied tijdig naar een veilige plaats werden gebracht. Die duiven konden dan met berichten terug naar de bezette stad worden gestuurd. Een erg beperkte werkwijze: als die tien of twintig duiven “opgebruikt” waren, was de verbinding voorgoed verbroken.
Geen wonder dat in die jaren op allerlei plekken geëxperimenteerd werd met heen en weer vliegen. Als een duif in staat was heen en weer te vliegen tussen twee legerplaatsen, kon je met weinig duiven een dagelijkse verbinding onderhouden. In Italië, in Frankrijk, in Duitsland, overal was men met dit kunststukje bezig, en volgens de geruchten (militaire geheimhouding!) lukte dat ook nog.
Hoe dan?
In Nederland was er een zekere heer Bronkhorst uit Haarlem die het ook voor elkaar kreeg. Hij liet postduiven heen en weer vliegen tussen Haarlem en Leiden en later tussen Haarlem en Utrecht. Verschillende waarnemers en journalisten hebben dat vastgesteld tussen 1883 en 1895. Hoe Bronkhorst dat voor elkaar kreeg hield hij geheim, hij heeft daar nooit een woord over losgelaten. Hij dacht dat het Nederlandse leger wel belangstelling zou hebben en dreigde zelfs zijn vinding te verkopen aan het buitenland (Duitsland). Maar het Nederlandse leger keek eerst langdurig de kat uit de boom en ging toen zelf aan het experimenteren.
Kapitein Holland had de leiding over het postduivenstation in de Oranje-Nassau Kazerne in Amsterdam. Hij had gehoord hoe de Italianen hun duiven dresseerden (met weinig succes overigens) en ging aan de slag met een hok duiven op de zolder van zijn kazerne in Amsterdam. Binnen twee jaar (1895 en 1896) had hij tientallen duiven die iedere dag heen en weer vlogen naar Naarden. Hij had het geheim van de heen en weer vliegende duiven ontraadseld.
Ach, iedere ervaren duivenmelker kan het verzinnen: de duiven hebben hun nest in Amsterdam en hun voer in Naarden. Dat is feitelijk alles.
Training
In een boekje van 40 bladzijden (“Het heen- en weervliegen van postduiven tusschen twee plaatsen”, Amsterdam 1897) legt kapitein Holland haarfijn uit hoe hij tewerk ging.
Eerst werden de duiven van dat Amsterdamse zolderhok vele malen naar Naarden gebracht en losgelaten. Ze konden dat stukje wel dromen en vlogen het blindelings in alle weersomstandigheden. Vervolgens plaatste hij de duiven op een hok binnen de vesting Naarden. Daar kregen ze ruim te eten maar ze hadden er geen broedbakken. Na een aantal dagen liet hij ze daar los. De duiven vlogen natuurlijk ijlings naar hun “echte” hok in Amsterdam. Daar vonden ze hun nesten, maar vanaf dat moment kregen ze daar geen voer meer. Na één of twee dagen hongeren werden ze naar Naarden vervoerd, waar het voer klaar stond. Dit werd enkele malen herhaald. Toen kwam de dag dat de kapitein zijn hongerige duiven in Amsterdam losliet en wat gebeurde? De één na de ander vertrok richting Naarden. Daar hadden ze nog wel even moeite om de ingang van het hok te vinden, maar binnen een paar dagen vlogen alle duiven vanuit Amsterdam dagelijks naar Naarden om te vreten, en daarna snel weer terug naar het nest. Heen en weer dus.
Militair nut?
Het voordeel van deze gang van zaken zou zijn dat er bij een belegering voortdurende communicatie bleef bestaan. Met een klein aantal duiven had je toch iedere dag contact met de ingesloten plaats. Zelfs meerdere malen per dag, als je de duiven in groepjes losliet. En omdat de duiven de route wel konden dromen, zou je ze ook bij regen en mist heen en weer kunnen sturen! Aantrekkelijk dus.
Maar: kapitein Holland merkte tot zijn schrik dat in de loop van oktober de duiven niet meer heen en weer wilden. Toen ze ophielden met broeden, was het voorbij. Ze bleven gewoon op het hok waar ze voer kregen, onverschillig of dat nu in Naarden dan wel in Amsterdam was. Een enkeling ging nog wel eens een kijkje nemen in het andere hok, maar de militaire discipline van een dagelijkse tocht was totaal verdwenen. Dat hadden we van te voren kunnen bedenken…
Onbetrouwbaar
Je kunt duiven dus wel degelijk leren heen en weer te vliegen tussen twee vaste plaatsen, maar ’s winters even niet. Daarom was deze techniek in militair opzicht toch onbetrouwbaar en is ook nooit echt toegepast. Bovendien leverde de ontwikkeling van telegrafie en telefonie veel nieuwe mogelijkheden voor de communicatie, in het bijzonder tussen vaste plaatsen. In de Eerste Wereldoorlog, vijftien jaar later, werden postduiven dan ook niet veel ingezet voor de verbinding tussen vaste locaties, maar juist wel voor de communicatie vanaf moeilijk bereikbare en beweeglijke locaties: de loopgraven, schepen, vliegtuigen.